Wet Rechtsherstel box 3

Op 18 september 2023 heeft de Advocaat-Generaal Wattel geconcludeerd dat de Wet Rechtsherstel box 3 nog steeds het discriminatieverbod en het eigendomsgrondrecht schendt voor bezitters van ander vermogen dan spaargeld. Ben je in bezit van zo’n vermogen (beleggingen, 2e woning, e.d.)? Dan is onderstaande conclusie van de Advocaat-Generaal mogelijk van invloed op jouw belastingaangfite.

Ontstaan van het geschil – Wet Rechtsherstel box 3

De Wet Rechtsherstel box 3 is een reparatie van de wet naar aanleiding van het Kerstarrest (uitspraak Hoge Raad 24 december 2021). De kern van dit zogenaamde Kerstarrest is dat het box 3-stelsel in bepaalde gevallen in strijd is met het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM).

De Wet Rechtsherstel box 3 herstelt de situaties die in strijd zijn met het EVRM. Met terugwerkende kracht wordt een nieuwe berekening van het box 3-inkomen opgesteld over de jaren 2017-2022. Wanneer de te betalen belasting volgens de nieuwe berekening lager is dan volgens de oude methode, dan wordt de nieuwe berekening gehanteerd.

Vervolgens is de regering van plan om per 1 januari 2026 de inkomsten uit vermogen te belasten op basis van het werkelijke rendement. Hoe dit exact vorm wordt gegeven is op dit moment nog steeds onbekend.

De conclusie van de Advocaat-Generaal is genomen naar aanleiding van een rechtszaak (ECLI:NL:PHR:2023:655). Deze zaak betreft een echtpaar dat in bezit is van reserves van drie verenigingen van eigenaren (VvE’s) voor een bedrag van in totaal € 10.807. In de belastingaangifte moeten deze bedragen worden vermeld onder ‘overige bezittingen’ welke met een fictief rendement van 5,38% wordt belast. Echter is het wettelijk verplicht om de VvE-reserve op een bankrekening aan te houden. Het echtpaar is zodoende van mening dat de VvE-reserve ‘banktegoeden’ zijn. Deze worden met een fictief rendement van 0,12% belast.

Uitspraak Hof

Op basis van het werkelijke rendement van de VvE-reserves en het feit dat het wettelijk verplicht is om de VvE-reserve aan te houden op een bankrekening, oordeelt het Hof Arnhem-Leeuwarden dat de VvE-reserve als ‘banktegoeden’ worden aangemerkt. Vervolgens is de staatssecretaris in cassatie gegaan, met als standpunt dat de wetgever niet beoogt om de ‘overige bezittingen’ uit te splitsen in verschillende vermogenstitels met elk een eigen rendement.

Conclusie Advocaat-Generaal Wattel

Als gevolg van de zojuist benoemde rechtszaak concludeert Advocaat-Generaal Wattel dat de Wet Rechtsherstel box 3 het discriminatieverbod en het eigendomsgrondrecht schendt voor bezitters van ander vermogen dan spaargeld. Zeer verschillend renderende of negatief renderende beleggingen worden namelijk belast naar één positief rendement.

Als gevolg hiervan betaalt de onder gemiddelde belegger alsnog te veel belasting en betaalt de boven gemiddelde belegger nog steeds te weinig belasting. Bovendien geeft de Advocaat-Generaal aan dat een gemiddelde belasting op vermogensinkomsten juridisch onmogelijk is. De werkelijke inkomsten van belastingplichtigen worden namelijk niet of onvoldoende benaderd.

De Advocaat-Generaal adviseert de Hoge Raad om de rechtszaak terug te verwijzen naar Hof Arnhem-Leeuwarden om het werkelijke rendement van het gehele vermogen van het echtpaar vast te leggen en dat te vergelijken met het rendement volgens de Wet Rechtsherstel box 3. Het laagste bedrag dient te worden belast in box 3.

De kans is groot dat de Hoge Raad het advies van de Advocaat-Generaal overneemt. Dit betekent dat het box 3-inkomen gebaseerd wordt op het werkelijk genoten rendement. Hoe het werkelijk genoten rendement bepaald moet worden is nog niet bekend. Hopelijk geeft de Hoge Raad in haar uitspraak richtlijnen hoe dit bepaald moet worden.

Inmiddels zijn de plannen van de Tweede Kamer om de tegoeden van de VvE op te nemen onder banktegoeden waardoor dit specifieke onderdeel voor de toekomst is opgelost. De overige categorieën worden ook de komende jaren met een fictief rendement belast.

Ben je in bezit van vermogen anders dan spaargelden? Dan is het werkelijke rendement in de toekomst van groot belang. Heb je vragen hierover? Neem dan gerust contact met ons op, wij zoeken dit graag voor je uit.

Belangrijke wijziging minimum loon januari 2024!

In het jaar 2023 is het minimum loon flink gestegen als gevolg van de inflatie. In 2024 zal de volgende ingrijpende wijziging doorgevoerd gaan worden.
Vanaf dat moment zal er sprake zijn van een minimum uurloon in plaats van een minimum maandloon. En deze wijziging kan een aanzienlijke verhoging van je loonkosten tot gevolg hebben.

Huidige systematiek:

Er geldt een minimum maandloon. Dit minimum maandloon wordt teruggerekend naar een minimum uurloon, afhankelijk van de bij jou geldende gebruikelijke werkuren.
Is bij jou een 36 urige werkweek gebruikelijk zal een hoger minimum uurloon gelden als bij een 40 urige werkweek.

Nieuwe systematiek:

Er geldt een vast minimum uurloon dat wordt omgerekend naar een minimum maandloon. Uitgangspunt voor het minimum uurloon is dan het uurloon dat nu geldt bij een 36 urige werkweek.
Is bij jou een 38 of 40 urige werkweek, zal het minimum loon dus flink gaan stijgen.

In onderstaande tabel laten we zien wat deze wijziging zal inhouden. (Let op, de bedragen zijn bepaald op basis van juli 2023 en kunnen dus nog per 1 januari 2024 geïndexeerd worden)

21 jaar en ouder (jeugdlonen worden met een percentage herleid)

Uren per week Huidig minimum maandloon Huidig minimum uurloon Nieuw minimum uurloon Nieuw minimum Maandloon Nieuw percentage verhoging
36 1995 12,79 12,79 1995 0
38 1995 12,12 12,79 2106,13 5,57
40 1995 11,51 12,79 2216,89 11,12

De meeste werkgevers kennen een werkweek van hoger dan 36 uur en zullen dus rekening moeten houden met een stijging in het minimum loon.

Wij willen je graag goed informeren. Mocht je daarom nog vragen hebben, neem dan gerust contact met ons op.

 

Duurzaam inzetbaarheid: wat houdt het begrip in en wat kun je er voor doen?

Het concept duurzame inzetbaarheid; het biedt veel voordelen aan werkgevers, werknemers en de samenleving als geheel. Duurzame inzetbaarheid betekent dat werknemers met meer energie, motivatie en fitheid kunnen blijven werken tot aan hun pensioen. Om de duurzame inzetbaarheid van werknemers  te vergroten, is het van belang dat werkgevers weten welke kwaliteiten hun werknemers bezitten en hoe deze kwaliteiten optimaal benut kunnen worden in samenwerking met de werknemers zelf.

Een aantal punten kunnen voordelen zijn die hieruit voortvloeien:

  • De werknemers blijven breed inzetbaar binnen het bedrijf;
  • Er ontstaan minder lichamelijke klachten;
  • De werknemers zullen getriggerd worden in motivatie en de betrokkenheid kan vergroten;
  • De werknemers gaan met een lach naar het werk.

Maar hoe kunt u als werkgever de duurzame inzetbaarheid vergroten? Hier beneden staan een aantal tips kort toegelicht;

  • Houd rekening met het werkvermogen binnen het bedrijf: De Work Ability Index (WAI) is een vragenlijst die meet in hoeverre werknemers fysiek en mentaal in staat zijn om hun werk te doen. De WAI geeft inzicht in de fysieke en mentale gezondheid van werknemers en hoe goed zij hun werk kunnen verrichten. Dit vormt de basis voor de duurzame inzetbaarheid van werknemers binnen het bedrijf van uw klant. Door het werkvermogen te meten, kunt u maatregelen nemen om duurzame inzetbaarheid te bevorderen.
  • Stimuleer ontwikkeling: Het is van belang dat u met uw werknemers kijkt naar hun kwaliteiten en hoe deze binnen het bedrijf kunnen worden ingezet. Als iemand zich wil ontwikkelen of meer wil leren over een ander vakgebied, kunt u ervoor kiezen om hiervoor ruimte aan te bieden om de duurzame inzetbaarheid te vergroten.
  • Zorg voor voldoende uitdaging: Kwalitatief hoogwaardige en uitdagende functies zijn cruciaal om werknemers duurzaam inzetbaar te houden. Is er sprake van gevarieerde taken? Kunnen werknemers zelf beslissingen nemen? Dit draagt bij aan voldoende uitdaging voor werknemers en verlengt hun inzetbaarheid.
  • Creëer goede arbeidsomstandigheden: Werknemers moeten kunnen rekenen op veilige werkomstandigheden. Ook de werkdruk verdient aandacht en moet op een gezond niveau liggen, zodat werknemers hier goed mee om kunnen gaan.
  • Bewaak de juiste werk-privébalans: Het handhaven van een goede balans tussen werk en privé blijft van belang. Het is belangrijk dat er voldoende ruimte en rust wordt aangeboden, inclusief tijd voor ontspanning, bijvoorbeeld door vakantie. Dit draagt bij aan een betere werk-privébalans.
  • Stimuleer beweging: Onderzoek toont aan dat langdurig zitten het risico op aandoeningen zoals diabetes en hart- en vaatziekten kan vergroten, evenals de kans op overgewicht en psychische aandoeningen. U kan ervoor kiezen om daarvoor de mogelijkheid aan te bieden om tijdens werktijd meer te bewegen, zoals een korte wandeling tijdens de pauze of zelfs een abonnement bij de plaatselijke sportschool. Voldoende beweging draagt bij aan de vitaliteit van werknemers, wat resulteert in minder ziekteverzuim, grotere betrokkenheid bij het bedrijf en een positieve waardering van hun functie.

Wij willen je graag goed informeren. Mocht je daarom nog vragen hebben, neem dan gerust contact met ons op.

Minimumloon stijgt door per 1 juli 2023

Doorgaand worden de minimum lonen elk jaar in zowel de maand januari als in juli aangepast. Het jaar 2023 begon met een ongekende stijging van het wettelijk minimumloon. Het minimumloon steeg in één keer met meer dan 10%. Dit was een extra stijging van het minimumloon ter compensatie van de koopkrachtcrisis. Inmiddels is berekend dat het percentage van het minimumloon per 1 juli 2023 met 3,13% omhoog gaat. 

Per 1 juli 2023 bedragen de minimum loon als volgt:

 

Leeftijd Per maand Per week Per dag
21 jaar en ouder € 1995,00 € 460,40 € 92,08
20 jaar € 1596,00 € 368,30 € 73,66
19 jaar € 1197,00 € 276,25 € 55,25
18 jaar €   997,50 € 230,20 € 46,04
17 jaar €   788,05 € 181,85 € 36,37
16 jaar €   688,30 € 158,85 € 31,77
15 jaar €   598,50 € 138,10 € 27,62

 

Voor de bepaling van het minimum uurloon dient worden uitgegaan van de fulltime werkweek van de betreffende werkgever:

FT werkweek 21 jaar en ouder 20 jaar 19 jaar 18 jaar 17 jaar 16 jaar 15 jaar
36 uur € 12,79 € 10,24 € 7,68 € 6,40 € 5,06 € 4,42 € 3,84
38 uur € 12,12 € 9,70 € 7,27 € 6,06 € 4,79 € 4,19 € 3,64
40 uur € 11,51 € 9,21 € 6,91 € 5,76 € 4,55 € 3,98 € 3,46

 

Vanaf 2024 zal er voor de bepaling van het minimum uurloon een belangrijke wijziging plaats vinden. Vanaf dat moment dient het minimum uurloon gebaseerd te zijn op het minimum uurloon zoals dat hoort bij een fulltime werkweek van 36 uur.

Voorbeeld:

Heb je nu een werkweek van 40 uur, dan is het minimum uurloon bij 21 jaar en ouder € 11,51.
Vanaf 2024 wordt dat dan € 12,79 (gebaseerd op de cijfers van juli 2023)

Deze wijziging kan een forse verhoging van de loonkosten tot gevolg hebben. Heb je hier vragen over, neem contact met ons op.

 

 

Strengere handhaving op schijnzelfstandigheid vanaf 2025

De afgelopen jaren is schijnzelfstandigheid steeds vaker in het nieuws geweest. De Deliveroo rechtszaak in Nederland is een bekend voorbeeld hiervan. Vanaf 1 januari 2025 wil de overheid meer gaan handhaven op schijnzelfstandigheid. Als je vaker zzp’ers inschakelt of werkzaam bent als zzp’er voor opdrachtgevers is het interessant om op de hoogte te zijn van de ontwikkelingen rondom de schijnzelfstandigheid.

Wetgeving

In het verleden werd de schijnzelfstandigheid gehandhaafd door middel van de VAR (verklaring arbeidsrelatie). Sinds 1 mei 2016 heeft de wetgever de VAR vervangen voor de Wet DBA (deregulering beoordeling arbeidsrelatie) omdat er in de praktijk, ondanks de VAR, nog ruimte was voor schijnconstructies.

Door de Wet DBA konden opdrachtgevers en zzp’ers bij twijfel over zelfstandigheid gebruik maken van een modelovereenkomst. Desalniettemin blijkt dat de Wet DBA in de praktijk ook niet werkt. De Wet DBA bleek niet te werken in de praktijk, waardoor op dit moment niet gehandhaafd wordt op schijnzelfstandigheid (tenzij de opdrachtgever kwaadwillend is). Het zogenoemde handhavingsmoratorium.

De overheid werkt aan nieuwe wetgeving. Uiterlijk 1 januari 2025 wil het kabinet het handhavingsmoratorium volledig opheffen, vanaf dan gaat de Belastingdienst weer handhaven op schijnzelfstandigheid. De vormgeving van de nieuwe wetgeving is nu nog onduidelijk. Het doel van de nieuwe wetgeving is om een betere balans op de arbeidsmarkt en duidelijkere regels rondom werken met zzp’ers te creëren. De volgende drie situaties worden verbeterd:

  • Verschillen in fiscale en sociale zekerheid tussen werknemers en werkgevers verkleinen;
  • Meer duidelijkheid bieden over de beoordeling van de arbeidsrelatie;
  • Handhaving op schijnzelfstandigheid intensiveren.

Schijnzelfstandigheid

Er is sprake van schijnzelfstandigheid wanneer je een opdracht aanneemt als zzp’er, desalniettemin lijkt de relatie met de opdrachtgever op een loondienst. De volgende aspecten zijn van belang om schijnzelfstandigheid te voorkomen.

  1. Er is geen gezagsverhouding. De opdrachtgever bepaalt niet hoe je de opdracht uitvoert.
  2. Je ontvangt geen vaste vergoeding / loon? Denk hierbij ook aan doorbetaling bij ziekte en vakantiegeld.
  3. Het werk heeft geen persoonlijk karakter. Het werk kan ook door iemand anders worden uitgevoerd.

Wanneer één van deze aspecten van toepassing is, dan ben je waarschijnlijk niet in loondienst / schijnzelfstandige. De situatie kan per situatie/opdrachtgever verschillen.

Om schijnzelfstandigheid te voorkomen is het van belang om afspraken vast te leggen over de samenwerking. Met de achterliggende gedachte dat je als zzp’er zelf bepaalt wanneer je werkt, op welke manier je dat doet en of je het werk zelf uitvoert of uitbesteedt. Opdrachtgevers en zzp’ers kunnen afspraken vastleggen door middel van een modelovereenkomst. Hoe dit er vanaf 2025 uit gaat zien is nog niet bekend.

Rechtszaak Deliveroo

Een bekend voorbeeld van schijnzelfstandigheid heeft zich afgespeeld bij Deliveroo. Volgens Deliveroo mochten de bezorgers zelf bepalen wanneer ze een opdracht uitvoeren. Mochten ze opdrachten weigeren of zich laten vervangen. Waardoor de bezorgers als zzp’er aangemerkt zouden worden.

De Hoge Raad heeft daarentegen recentelijk besloten dat er sprake is van schijnzelfstandigheid. Deliveroo kon de bezorgers via een app controleren, waardoor sprake is van gezagsverhouding. Als gevolg van deze uitspraak zijn de bezorgers geen zelfstandigen bij Deliveroo.

Gevolgen schijnzelfstandigheid

De schijnzelfstandigheid kan leiden tot ongewenste gevolgen. Opdrachtgevers kunnen naheffingen of boetes ontvangen. Bovendien moet de opdrachtgever voortaan loonheffing inhouden en betalen. De zzp’er kan geen gebruik meer maken van de fiscale faciliteiten van de inkomstenbelasting, zoals de ondernemersaftrek en de Mkb-winstvrijstelling.

Conclusie

Als je wellicht te maken hebt met schijnzelfstandigheid is het van belang om afspraken vast te leggen met je opdrachtgever of zzp’er. Je kunt hierbij gebruik maken van een modelovereenkomst. Het is essentieel om afspraken vast te leggen omtrent de gezagsverhouding, vergoeding en wie de opdracht uitvoert.

Het is nog onduidelijk hoe er vanaf 1 januari 2025 gehandhaafd gaat worden. Het is belangrijk om de ontwikkelingen in de nieuwe wetgeving in de gaten te houden omtrent de schijnzelfstandigheid. Als je vragen hebt omtrent de schijnzelfstandigheid, neem dan gerust contact met ons op.

Subsidieregeling praktijkleren

Vanaf 2 juni tot 15 september 2023 is het weer mogelijk om subsidie aan te vragen voor leerlingen of studenten die bij je in dienst zijn en die gebruik maken van een praktijk- of werkleerplaats. Deze subsidie is een tegemoetkoming voor de kosten die worden gemaakt voor de begeleiding van de leerling of student.

Bij het voldoen aan de voorwaarden van de regeling is het mogelijk om per gerealiseerde praktijk- of werkleerplaats een subsidie van maximaal €2700,- te ontvangen. De aanvragen kunnen bij het RVO worden ingediend aan het eind van het school- of studiejaar, na afloop van de begeleiding. Deze datum staat vermeld in de praktijkovereenkomst.

De doelgroepen waarvoor de subsidieregeling van toepassing is zijn:

  • Praktijkonderwijs, alleen het laatste leerjaar komt in aanmerking
  • VSO, alleen het laatste leerjaar komt in aanmerking
  • Vmbo-leerlingen die een leer-werktraject volgen
  • Mbo-studenten die deelnemen aan een beroepsbegeleidende leerweg (bbl)
  • Hbo-studenten in de techniek, landbouw en natuurlijke omgeving, gezondheidszorg en gedrag en maatschappij waarbij de opleiding bestaat uit leren en werken
  • Promovendi en technologisch ontwerpers in opleiding (toio’s)

Van elke leerling of student dien je als werkgever in het bezit te zijn van een praktijkleerovereenkomst, de aanwezigheids- en begeleidingsadministratie. Deze administratie rondom de deelnemer dien je zelf  bij te houden, te bewaren en op verzoek te kunnen verstrekken. RVO voert achteraf steekproefgewijs controles uit.

Voor de studenten/leerlingen die het afgelopen schooljaar 2022-2023 in dienst waren zal de afdeling salarisverwerking deze subsidie bij het RVO voor je gaan aanvragen.

Meer informatie is te vinden via de volgende link: https://www.rvo.nl/subsidies-financiering/praktijkleren#doel

Wij willen je graag goed informeren. Mocht je daarom nog vragen hebben, neem dan gerust contact met ons op.

BTW-aftrek bij (deels) vrijgestelde prestaties/omzet

De activiteiten van een vennootschap bestaan uit de exploitatie van onroerende zaken. Ook houdt zij zich bezig met kredietverlening aan andere vennootschappen. Op grond van de uitkomsten van een boekenonderzoek stelt de inspecteur dat de vennootschap bij het bepalen van de aftrekbare btw onvoldoende rekening heeft gehouden met het aandeel van deze vrijgestelde prestaties. Hof Amsterdam is het daarmee eens. De btw-aftrek moet worden berekend op basis van de omzetverhoudingen (pro rata) en niet op grond van het werkelijke gebruik. Dat kan alleen als dit gebruik objectief en nauwkeurig kan worden vastgesteld.

De vennootschap onderbouwt de btw-aftrek op basis van het werkelijke gebruik slechts met een globale tijdsbesteding aan belaste en vrijgestelde prestaties. Dat is onvoldoende, dus moet de pro rata-methode worden gehanteerd bij het bepalen van de aftrekbare btw. Daarbij kan slechts een klein deel van de ontvangen renteopbrengsten buiten beschouwing gelaten worden. De rente op geldleningen, bankdeposito’s en de rekening-courant is een tegenprestatie voor de (vrijgestelde) kredietverlening. Deze rente telt dus mee bij de pro rata-berekening.

De kredietverlening is geen bijkomstige prestatie die opgaat in de hoofdprestatie (belaste exploitatie van onroerende zaken). Daarvoor zijn de renteopbrengsten en de omvang van de ingekochte diensten te groot. De vennootschap kan ook geen beroep doen op de bankenresolutie; die geldt alleen voor banken.

Wij willen je graag goed informeren. Mocht je daarom nog vragen hebben, neem dan gerust contact met ons op.

Vakantiebijslag

De minimale vakantiebijslag is vastgelegd in de Wet Minimum Loon en Vakantiebijslag (WML).  Doorgaans bedraagt de vakantiebijslag 8% van het verdiende salaris en wordt deze veelal in de maanden mei of juni uitbetaald.

Hoofdstuk III. Minimum vakantiebijslag

Artikel 15 (WML)

  1. Uit de overeenkomst, waarop een dienstbetrekking berust, heeft de werknemer jegens de werkgever aanspraak op een vakantiebijslag ten minste tot een bedrag van 8% van zijn ten laste van de werkgever komende loon, alsmede van de uitkeringen waarop hij tijdens de dienstbetrekking krachtens de Ziektewet, hoofdstuk 3, afdeling 2, paragraaf 1, van de Wet arbeid en zorg en de Werkloosheidswet aanspraak heeft, met dien verstande, dat het bedrag waarmede de som van dit loon en deze uitkeringen het drievoud van het minimumloon overschrijdt buiten beschouwing blijft.

Bij individuele of cao-afspraak kan ten positieve worden afgeweken. Dit maakt dat er veel verschillende manieren zijn om de hoogte van de vakantiebijslag te bepalen. Sommige cao’s bepalen ook dat er een minimum bedrag aan vakantiebijslag betaald moet worden.
Sinds 2018 is de WML aangepast, waardoor vanaf dat moment ook over overwerk vakantiebijslag is verschuldigd. Slechts bij cao kan hiervan weer worden afgeweken.

Belasting

In Nederland is het belastingstelsel complex opgebouwd. We hebben te maken met een progressief stelsel, gebruikmakend van heffingskortingen die weer worden afgebouwd naar mate je meer verdiend.

De uiteindelijk te betalen belasting wordt bepaald in de aangifte inkomstenbelasting. De loonbelasting zoals die is ingehouden op de salarisberekening is slechts een voorbelasting. Tabellen die de belastingdienst uitreikt bepalen de hoogte van de in te houden loonbelasting.
Mocht bij de IB-aangifte blijken dat je te veel of te weinig loonbelasting hebt betaald, wordt dit uiteraard verrekend bij de IB-aangifte.

Daar we in het verleden 4 belastingschijven hadden, kennen we tegenwoordig in de basis slechts nog twee belastingschijven:

Inkomsten-in-box-1-lenssenadvies

Echter, doordat we in Nederland te maken hebben met heffingskortingen en deze worden afgebouwd naar mate iemand meer verdiend, ontstaan er feitelijk meer tarieven dan alleen deze twee.

Zoals eerder vermeld schrijft de belastingdienst tabellen voor waarbij in de salarisadministratie rekening mee moet worden gehouden. Voor het reguliere salaris zijn er de tijdvaktabellen. Bij een normaal dienstverband maken wij gebruik van de Witte tijdvaktabel.

Voor alle bijzondere beloningen, zoals ook de vakantiebijslag, maken we gebruik van de tabel bijzondere beloning. (Zou je vakantietoeslag volgens de reguliere tabel belasten, zou de kans aanwezig zijn dat we in de betalingsmaand veel te veel loonbelasting berekenen)

Tabel bijzondere beloning 2023:

Bijzondere-beloning-lenssenadvies

Het jaarloon wordt vastgesteld aan de hand van het fiscale salaris zoals verdiend afgelopen jaar. Blijkt dat hierdoor het percentage bijzondere beloning niet overeenkomt met het salaris zoals je dat dit jaar gaat verdienen, kan je als werknemer verzoeken om het jaarloon bij te stellen.

Zoals je ziet in bovengenoemde tabel kan het te betalen loonbelastingpercentage oplopen tot 49,5%. Het is niet voor niks dat de werknemers wel eens klagen dat ze veel te weinig over houden van hun bijzondere beloning. Dit komt dus met name omdat ze alle heffingskortingen reeds over het reguliere salaris hebben benut.

Belangrijk voor de werkgever:

Uiteraard dien jij als werkgever ook rekening te houden met een aantal gevolgen. Weliswaar wordt de vakantiebijslag iedere maand opgebouwd, toch dien je als ondernemer in de vakantiebijslag maand te beschikken over voldoende liquide middelen om de extra betaling te voldoen. Hou vervolgens in de daarop volgende maand rekening dat ook de aangifte loonheffingen aanzienlijk hoger is dan de aangifte in andere maanden. Hierbij kan er sprake zijn van meer dan een verdubbeling!

Wij willen je graag goed informeren. Mocht je daarom nog vragen hebben, neem dan gerust contact met ons op.

Actualiteiten box 3

Als gevolg van een uitspraak van de Hoge Raad van 24 december 2021, ook wel bekend als het Kerstarrest, blijkt dat het box 3-stelsel in Nederland in bepaalde gevallen in strijd is met het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en fundamentele vrijheden. Naar aanleiding van dit arrest heeft de overheid een aantal maatregelen genomen, daarnaast zijn er diverse nieuwe procedures opgestart waar inmiddels uitspraak is gedaan door de rechtbank. In dit artikel een korte samenvatting van enkele rechtszaken en de laatste stand van zaken.

Ongerealiseerde resultaten tellen niet mee voor werkelijk rendement

Een waardedaling van beleggingen wordt niet meegerekend bij het bepalen van het belastbaar inkomen volgens rechtsherstel. Het argument van de Rechtbank is dat bij het belasten van inkomsten uit sparen en beleggen op basis van werkelijk rendement geen plaats is voor het in aanmerking nemen van ongerealiseerde verliezen. De aandelen zijn niet verkocht, het is dus niet zeker dat het verlies zich daadwerkelijk voor zal doen.

Niet verhuurde tweede woning telt niet mee voor werkelijk rendement

Wanneer je beschikt over een tweede woning, die je niet verhuurd, dan zijn er over de tweede woning geen directe opbrengsten. Volgens het hof hoeft dan ook geen rekening gehouden te worden met ongerealiseerde vermogenswinsten, zoals een waardestijging van de tweede woning. De ongerealiseerde vermogenswinsten passen volgens het hof niet binnen de term “werkelijk behaald rendement”.

Als gevolg van de uitspraak van het hof leidt een niet-verhuurde tweede woning niet tot box 3-heffing. Er wordt namelijk geen werkelijk rendement behaald. Er is in de toekomst wellicht wel sprake van een box 3-heffing, wanneer de waardestijging over de tweede woning gerealiseerd wordt.

Rechtsherstel vanwege lagere werkelijke rente-inkomsten uit vordering

Cliënten hadden spaartegoed en een vordering op hun kind met een rente van 2%. Zowel de uitkomst van de berekening volgens rechtsherstel als de oude box-3 berekening waren hoger dan het werkelijk rendement (werkelijk ontvangen rente). De rechter heeft het belastbare box 3 inkomen vastgesteld op de daadwerkelijk genoten rente, het rendement op spaartegoeden was nihil.

Belastingaanslagen 2021 en 2022

De belastingdienst heeft op 20 april het volgende bekend gemaakt:
De Belastingdienst gaat het opleggen van definitieve aanslagen (2021 en 2022) en het afhandelen van bezwaarschriften box 3 over de jaren 2017 tot en met 2022 aanhouden tot een nieuw arrest van de Hoge Raad. Dit geldt alleen voor aanslagen met box 3-inkomen dat bestaat uit meer dan alleen banktegoeden, zoals inkomsten uit aandelen of vastgoed.

Op dit moment lopen er meerdere cassatieprocedures bij de Hoge Raad waarin de vraag centraal staat of het rechtsherstel in box 3 voldoende in lijn is met het Kerstarrest. De uitkomst van deze procedures kan van belang zijn voor de vaststelling van aanslagen met box 3-inkomen. En voor de uitkomst van bezwaarprocedures tegen deze aanslagen. Deze aanpak is het resultaat van constructief overleg met koepelorganisaties.

Mochten er naar aanleiding van bovenstaande of box 3 in zijn algemeenheid vragen zijn, neem dan gerust contact met ons op. Dan kijken wij graag wat wij voor je kunnen betekenen.

TEK-regeling, hoe zit het nu echt?

Heeft jouw bedrijf last ondervonden van de recente stijging van energiekosten en bedragen deze relatief gezien een groot deel van je totale bedrijfskosten? Dan is de kans aanwezig dat middels de TEK-regeling recht heb op een gedeeltelijke compensatie op deze energiekosten. In dit artikel kun je lezen wat deze regeling inhoudt, wat de voorwaarden zijn om in aanmerking te komen en welke stappen jij kunt ondernemen.

TEK-regeling

De Tegemoetkoming Energiekosten voor energie-intensief mkb (TEK) is een tegemoetkoming voor energie-intensieve mkb ondernemingen. Dit wil zeggen dat je energiekosten minimaal 7% van je totale omzet bedragen (energie-intensiteitseis). De hoogte van een eventuele te ontvangen tegemoetkoming hangt af van het feit of je bedrijf wel of niet als kleinverbruiker wordt aangemerkt, je zonnepanelen hebt en of je boven of onder het energieplafond gebruikt. Voor de maximale tegemoetkoming wordt gerekend met € 2 per m3 gas en € 0,60 per kWh elektriciteit. Het voorschot wat je ontvangt bedraagt 35% van deze maximale tegemoetkoming.

De regeling is toe te passen op je elektriciteits- en gas verbruik van 1 november 2022 tot en met 31 december 2023. De maximumtegemoetkoming van de TEK-regeling bedraagt € 160.000. Belangrijk om te onthouden is dat de subsidie uit zal worden gekeerd op basis van je werkelijk gebruik, niet op basis van gemaakte kosten. Ook telt het verbruik wat onder een vast contract valt wél mee met het berekenen van de intensiteitseis, maar niet mee voor bij het berekenen van je voorschot en uiteindelijke tegemoetkoming.

Voorwaarden

Om recht te hebben op de tegemoetkoming moet je echter aan enkele voorwaarden voldoen welke hieronder zijn opgesomd.

  • Je onderneming is in Nederland gevestigd en staat met handelsnaam ingeschreven bij het handelsregister van de KvK.
  • Je onderneming is uiterlijk op 31 december 2022 ingeschreven bij de KvK.
  • Je onderneming voldoet aan de energie-intensiteitseis. Dit houdt in dat je totale verbruik (vast én variabel) vermenigvuldigd met de modelprijs 2022 van gas en elektriciteit minimaal 7% van de omzet van 2022 bedragen.
  • Je hebt een zakelijk energiecontract welke op naam staat van je onderneming, vereniging of stichting.
  • Je voldoet aan de Europese mkb-definitie.

Aanvraag doen

Sinds 21 maart 2023 kun je je aanvraag voor de TEK-regeling indienen bij het RVO. Dit Loket is geopend tot en met 2 oktober 2023. Voor het doen van deze aanvraag heb je verschillende gegevens nodig, deze zijn.

  • Relevante gegevens van je onderneming. Denk aan KVK-nummer, bezoekadres en je rekeningnummer waarnaar het RVO je voorschot kan overmaken.
  • Contactgegevens van de contactpersoon binnen jouw onderneming.
  • Een energiecontract (of factuur) waarop de tenaamstelling van jouw onderneming zichtbaar is.
  • De EAN-nummers van je energieaansluitingen.
  • Gegevens over je omzet in 2022.
  • Een verklaring dat je onderneming kwalificeert als mkb-onderneming. Deze is makkelijk te verkrijgen door het doen van de MKB-toets.

Na je aanvraag

Wanneer je aanvraag is ingediend zal deze eerst beoordeeld worden door het RVO. Als deze wordt goedgekeurd ontvang je op korte termijn een voorschot van het RVO. Dit voorschot bedraagt 35% van het maximale subsidiebedrag. Wanneer de subsidieperiode ten einde is gelopen ontvang je van het RVO een verzoek om een vaststellingsverzoek in te dienen. Wanneer dit gebeurd is zal het RVO je definitieve subsidiebedrag bepalen. Aan de hand hiervan zul je een extra subsidiebedrag ontvangen of (een deel van) je ontvangen subsidie terugbetalen.

Heb je hulp nodig bij het doen van je aanvraag, of heb je graag dat wij deze voor jou verzorgen. Neem dan gerust contact met ons op, dan kijken we samen wat er mogelijk is.

Let op: de definitieve tegemoetkoming wordt gebaseerd op de modelprijs 2023 welke pas in 2024 zal worden vastgesteld. In de praktijk kan een tegenvallende modelprijs van 2023 ervoor zorgen dat de tegemoetkoming volledig zal moeten worden terugbetaald.